Ik stap het labyrint binnen.
Verdriet… is geen loslaten.
Het is de weg zelf.
De weg met haar vele wendingen.
Telkens keer ik terug.
Altijd weer.
Wat ik los probeer te laten,
Lijkt mij juist vast te houden.
Ik wandel.
Tussen licht en schaduw.
Tussen stroming… en stilstand.
Naast mij klinkt het ritme
van stappen die niet de mijne zijn,
Maar wel mijn reis begeleiden.
Is dit loslaten?
Of is dit vasthouden?
Kan ik het verdriet laten oplossen
In de nevel van het niet weten?
Of vind ik het juist daar,
Waar de mist zich opent?
Ik kom in het hart van het labyrint.
Hier is geen leegte.
Hier is jouw stem.
Hier zijn jouw gebaren,
Als herinnering aan de warmte van de zon.
“Hoe vaak zal ik nog vergeten,”
Fluister ik in de stilte,
“dat verlies
Slechts een sneeuwvlok is
Die smelt tot water
Dat er altijd al was…
Zoals dauw verdampt
En helderheid achterblijft.”
Misschien is dit het zien:
Hoe levens wendingen maken,
Vervlechten en losraken.
Loslaten is dan niet wegduwen.
Loslaten…
Is je hand openen.
Opdat een andere hand
die mag aanraken.
John Musterd

